Precisieteelt in aardappelen: hogere opbrengst én uniformere sortering!
Is precisieteelt nu wel of niet rendabel? Veel akkerbouwers lijken nog te twijfelen: ‘waarom zouden we het nu anders moeten doen, terwijl we het altijd zo gedaan hebben’. Bij Precisieteelt Plus, een concept van Van Iperen, zijn ze daarentegen heel zeker van hun zaak. De resultaten zijn er: een significant hogere opbrengst en een uniformere sortering. Wie een optimaal rendement wil halen, kan deze techniek niet langer links laten liggen. In gesprek met de precisielandbouw specialisten Anthon Slootweg, Bram van Oers en Jan Jaap Roseboom over de resultaten van precisieteelt in consumptie- en pootaardappelen.
Al zes jaar lang worden telers vanuit Precisieteelt Plus op weg geholpen en ondersteund met precisielandbouw in de aardappelteelt. Dat ging gepaard met honderden proeven. Van Groningen tot Zeeuws-Vlaanderen, op klei- en zandgronden. Meer dan 1500 kiemproeven en ruim 1800 proefrooiingen, met een totale lengte van meer dan vijf kilometer rug, toonden onomstotelijk aan dat de praktische en logische aanpak van Precisieteelt Plus werkt. Anthon: “Wij hebben hierin geen commercieel belang. Het gaat ons erom dat telers een optimaal resultaat halen. Vooral in het voortraject laten akkerbouwers veel liggen.” Jan Jaap: “De basis moet goed zijn om in het vervolg van de teelt een optimaal resultaat te kunnen halen.”
Sturen met pootgoed
Pootgoed is over het algemeen duur. Toch lijken veel akkerbouwers onzorgvuldig met dat kostbare uitgangsmateriaal om te gaan. De adviezen die ze krijgen van de handelshuizen zijn voor hen leidend. Zo bepaalt de gemiddelde plantafstand, die leveranciers voor hun ras adviseren, de hoeveelheid pootgoed die de teler jaarlijks bestelt. Jan Jaap: “We hebben het bij dat advies over een flinke bandbreedte, soms van wel vier centimeter. De meeste telers kiezen dan voor een gemiddelde plantafstand, zonder dat ze de moeite nemen om het pootgoed te tellen en te wegen. Ze weten dus helemaal niet hoeveel poters er in een kilo zitten. Dan moet je jezelf dus de vraag stellen: klopt de plantafstand die ik wil toepassen wel met de kilo’s pootgoed die ik beschikbaar heb?”
Bram: “Belangrijk daarbij is ook dat je naar de maatvoering van de poters kijkt. Vaak is de pootgoedmaat die je aangeleverd krijgt heel ruim. Stel je krijgt een partij met maatvoering 35/50. Een aardappel die net iets groter is dan 35 mm, weegt natuurlijk een stuk minder dan een aardappel die bijna 50 mm is. Je moet dan je pootgoed eerst op maat gaan sorteren, alvorens je de plantafstand kunt bepalen. Dat maatverschil zorgt ook nog eens voor een flink verschil in het aantal stengels. Wil je meer kunnen sturen, dan moet je dus om een fijnere pootgoedmaat vragen, bijvoorbeeld 35/45 of 45/50.”
Jan Jaap: “Tenslotte is het van belang dat je weet wat de potentie van je perceel is: wat is de groeikracht, hoe is er in het verleden omgegaan met de bodem, hoe is de opbouw van organische stof, heb ik de mogelijkheid om te beregenen, etc. Hoe hoger de potentie van het perceel, hoe dichter je kunt poten. En dan kan het zijn dat je meer poters nodig hebt dan je aanvankelijk dacht.”
Kiemproeven
Om van tevoren een goed beeld te krijgen van wat een teler aan opbrengst kan verwachten, is in 2017 gestart met kiemproeven. “Als je weet hoeveel stengels er gemiddeld op een poter komen en je weet hoeveel je er gemiddeld nodig hebt, dan kun je uitrekenen of je met de plantafstand die je in gedachten had dat doel ook gaat halen. Met de kiemproeven, die plaatsvonden in een geconditioneerde ruimte in Oude-Tonge, hebben we daar een betrouwbaar beeld van gekregen. Proefrooiingen later in het seizoen bevestigden de juistheid van de uitkomsten van die kiemproeven. Het ligt dus voor de hand om te sturen op het aantal stengels.”
De ervaringen van Nils van Tilbeurgh uit Oud-Vossemeer
“Het is aan te bevelen om met kiemproeven te beginnen. Wij zijn daar een aantal jaren gelden mee begonnen. We zagen enorme verschillen binnen de partijen pootgoed. Het verbaasde ons hoeveel je daarin al kunt sturen. En dat is toch de basis van je aardappelteelt.”
De ervaringen van Aart Maris uit Heijningen
“Van de frietfabriek krijg je een gemiddelde pootafstand. Dat is over het algemeen vrij ruim, omdat zij grote, lange aardappelen willen hebben. Maar als je met verschillende grondsoorten te maken hebt, dan is hun advies niet bruikbaar. Dan heb je er op zware grond te weinig gepoot en krijg je een te grove aardappel, terwijl de aardappels op de lichtere grond juist ver achterblijven.”
Jan Jaap: “Aan de kiemproeven kleeft wel een nadeel. Omdat je dit vrij kort voor het seizoen doet, kun je in geval je meer poters nodig blijkt te hebben, vaak niet meer bijbestellen.” Van Iperen heeft daarom een handige rekentool ontwikkeld, de zogenaamde pootgoedwijzer. “Alle data die we de afgelopen jaren hebben verzameld, is in deze tool verwerkt, zodat je meteen in het najaar al weet wat er nodig is. Daarna volgt er uiteraard nog wel advies op partijniveau.”
Handig hulpmiddel
Het gaat in de pootgoedwijzer om een flink aantal rassen, zowel consumptie- als pootaardappelen. Binnenkort verschijnt die tool in een handige app waarmee akkerbouwers door een aantal uitgangspunten in te vullen zelf drie belangrijke zaken uit kunnen rekenen, namelijk:
- Hoeveel pootgoed heb ik voor dit perceel met dit ras en deze potentie nodig?
- Wat is de optimale (variabele) pootafstand?
- Wat is het teeltrendement van het eventueel aan te kopen extra pootgoed?
Variabel poten
De volgende stap in de systeemaanpak is het tot op een aantal meter nauwkeurig in kaart brengen van de variatie in grondslag binnen het perceel, de zogenaamde bodempotentie. Anthon: “Het is nu belangrijk om aan de voorkant van de teelt te bepalen hoeveel variatie er binnen het perceel aanwezig is en welke variatie in plantafstand we daarom gaan toepassen. Daarvoor maken we aan de hand van diverse satellietbeelden een bodemkaart. Die maakt inzichtelijk waar sprake is van hoge bodempotentie en waar dat juist lager is. Dat is belangrijk want elke teler weet dat in vergelijking
met een lichte zandkop in het perceel de zwaardere delen moeilijker weggroeien en daarom ook minder stengels aanmaken. Ook de knolzetting is in veel gevallen lager. Terwijl deze delen juist wel meer groeikracht hebben.” Jan Jaap: “Een hogere groeikracht in combinatie met een lager knolaantal bij de hoge potentie brengt kwaliteitsrisico’s met zich mee. Grote aardappelen kunnen makkelijk hol groeien en sneller beschadigen.”
Een praktijkvoorbeeld
Het betreft een groeikrachtig perceel met het ras Taisiya. Overal is dezelfde plantafstand gehanteerd. Het aantal stengels per hectare bedroeg 225.000 bij de lage bodempotentie en 190.000 bij de hoge bodempotentie. De knolzetting per stengel was overal hetzelfde, namelijk 3,2. Het aantal knollen bedroeg 54 bij de lage en 46 bij de hoge bodempotentie. De lage bodempotentie maakte veel knollen aan maar had niet genoeg groeikracht waardoor ze te fijn bleven. De hoge bodempotentie had een vrij hoog knolaantal en groeide alsnog bijna uit de maat.
Naast een fors verschil in opbrengst, is de kwaliteit dus ook beduidend minder. Jan Jaap: “Het liefst wil je een zo uniform mogelijke sortering binnen de gewenste maatvoering. En dat kan alleen door op de zware grond dichter op elkaar te poten, terwijl de poters op de lichte grond juist verder uit elkaar worden gezet. Van Iperen levert op basis van de bodemkaart hiervoor een taakkaart aan.”
Een praktijkvoorbeeld
In onderstaande staafdiagrammen is te zien wat variabel planten oplevert. Het betreft hier de Musica, een tafelaardappel. Zowel in sortering als in gewicht is er sprake van hoge uniformiteit. Interessant om te zien dat het aantal knollen per strekkende meter bij de lage potentie nagenoeg gelijk blijft ten opzichte van de referentie, terwijl er bij de hoge potentie een plus te zien is van bijna 23%!
In het overzicht ‘opbrengst totaal’ is duidelijk af te lezen dat er sprake is van een significant hogere opbrengst en dat de sortering over het gehele perceel uitermate uniform is.
Overzicht variabel planten 2017-2021
Bram: “Belangrijk is natuurlijk ook om te zien hoe precisieteelt zich op de lange termijn ontwikkelt. In onderstaande tabel staan de gemiddelde resultaten van de afgelopen vijf jaar, voor zowel friet- als tafelrassen. Natuurlijk kan er sprake zijn van externe factoren, zoals bijvoorbeeld de extreme droogte van 2018, maar over het algemeen genomen zijn de resultaten heel consistent. Zowel bij de lage potentie als bij de hoge is het aantal knollen nagenoeg gelijk, waardoor er over het geheel van de percelen sprake is van een hoge uniformiteit in de sortering. Wel vraagt dat om een forse variantie in pootafstand. In beide gevallen drie planten per drie meter! Maar dat heb je nodig om het knolaantal in de afleverbare maat gelijk te trekken. En het knolaantal bij de hoge potentie hoger uit te laten komen.”
De ervaringen van Nils van Tilbeurgh uit Oud-Vossemeer
“We planten nu drie jaar variabel. De eerste twee jaar hadden we een hogere opbrengst. Afgelopen jaar was er geen verschil in opbrengst maar we hebben wel alle jaren een veel egalere maatsortering. En dat is bij tafelaardappels een belangrijke meerwaarde.”
De ervaringen van Aart Maris uit Heijningen
“Op de zwaardere grond heb ik de afgelopen twee jaar aantoonbaar 25 procent meer knollen. De groeikracht is daar groot. Door nauwer te planten heb ik veel meer kilo’s en is het resultaat veel gelijkmatiger. Je hebt dan meer pootgoed nodig, maar dat wordt ruimschoots goed gemaakt door die hogere opbrengst.”
Samenvatting
Om de optimale hoeveelheid aardappelen te poten, heb je te maken met drie belangrijke uitgangspunten. Allereerst moet duidelijk zijn wat je teeltdoel is. Wordt het friet, tafelaardappelen of juist pootgoed? Daarnaast moet duidelijk zijn met welke grondsoort je te maken hebt. Is het klei, zand of een combinatie daarvan? Tenslotte is het van belang om de bodem van het perceel goed in kaart te brengen. Waar zit de lage bodempotentie en waar de hoge? Vervolgens rekenen we met de pootgoedwijzer exact de optimale hoeveelheid pootgoed uit. Ook heeft een teler nog niet de mogelijkheid om variabel te poten, hiermee kun je al een eerste slag slaan. Met variabele plantafstanden spelen we in op de aanwezige bodemvariatie. Dat zorgt voor een hoger rendement en helpt de sortering op lage en hoge potentie meer gelijk te krijgen.
Meer weten of interesse?